De aanwezigheid van een alarm wordt aangegeven met een geluidssignaal (indien ingeschakeld) en/of een knipperend bericht op het bedieningspaneel.
In geval van een alarm wordt automatisch de uitschakelingsprocedure gestart. U kunt de melding annuleren door op toets P4 te drukken en te wachten tot de kachel de status OFF bereikt heeft. Elimineer de oorzaak die tot het alarm geleid heeft en start de kachel opnieuw volgens de in deze handleiding beschreven normale procedure.

Hieronder volgt een lijst van de alarmen die op het bedieningspaneel kunnen verschijnen met oorzaken en oplossingen:

Signalering Storing Mogelijke oorzaken Oplossingen
Alarm 1 – POWER FAILURE Doet zich voor in geval van onderbreking van de elektrische voeding wanneer de kachel in bedrijf is. De voeding van de elektrische installatie van de ruimte waar de kachel geïnstalleerd is, is onderbroken. -Zet de kachel op OFF door knop P4 in te drukken en herhaal de inschakelingsprocedure.
Alarm 2 – FUME PROBE Doet zich voor in geval van een defect van de detectiesonde van de temperatuur van de rookgassen -De sonde is defect
-De sonde is losgekoppeld van de kaart.
De resethandelingen moeten uitgevoerd worden door een servicecentrum.
Alarm 3 – HOT FLUMES Doet zich voor wanneer de sonde rookgassen een te hoge temperatuur van de rookgassen vaststelt – Oververhitting van de kachel te wijten aan een te langdurig gebruik
– De tangentiële ventilator is defect of wordt niet gevoed– Er is een te grote hoeveelheid pellets in het reservoir gebracht
– Wacht tot de kachel is afgekoeld en herhaal de inschakelingsprocedure -Andere resethandelingen moeten uitgevoerd worden door een servicecentrum.
Alarm 4 – FAN FAIL Doet zich voor wanneer de ventilator voor aanzuiging van de rookgassen defect is. – De ventilator rookgassen is geblokkeerd– De sensor voor regeling van de snelheid is defect– De elektrische voeding naar
de ventilator rookgassen ontbreekt
De resethandelingen moeten uitgevoerd worden door een servicecentrum.
Alarm 5 – NO IGNITION In de inschakelingsfase vatten de pellets geen vlam – Het pelletreservoir is leeg.
– De elektrische weerstand isdefect, verontreinigd of zit nietgoed op zijn plaats.
– Kalibratie lading pelletsonjuist.
– Controleer of er pellets in het reservoir zitten.– Herhaal de inschakelingsprocedure– Andere resethandelingen moeten uitgevoerd worden door een servicecentrum.
Alarm 6 – NO PELLETS Tijdens de werking gaat de vlam uit – Het pelletreservoir is leeg. – De reductiemotor voor hetladen van de pellets is defect of wordt
niet gevoed
– Controleer of er pellets in het reservoir zitten.– Herhaal de inschakelingsprocedure– Andere resethandelingen moeten uitgevoerd worden door een servicecentrum.
Alarm 7 – THERMAL SAF Doet zich voor als de veiligheidsthermostaat voor de temperatuur in het kanaal van de vijzel in werking treedt. – Oververhitting van de kachel te wijten aan een te langdurig gebruik
– Vuurpot verstopt door een excessieve hoeveelheid opgestapelde as
Deblokkeer de veiligheidsthermostaat door op de resetknop te drukken en de inschakelingsprocedure te herhalen
Alarm 8 – NO NEG PRESS In bedrijfsfase detecteert de kachel een druk die lager is dan de kalibratiedruk van de vacuümschakelaar. – De verbrandingskamer is verontreinigd
– De afvoerleiding rookgassen is verstopt
– De deur van de vuurhaard is niet gesloten
– De anti-ontploffingskleppen zijn geopend-geblokkeerd
– De vacuümschakelaar is defect
– Controleer of het rookgaskanaal en de verbrandingskamer schoon zijn, of de deur en de overdrukklep hermetisch sluiten.
– Herhaal daarna de inschakelingsprocedure
Alarm 9 INSUFF DRAUGHT De stroom verbrandingslucht is gedaald onder een van te voren vastgestelde drempel – De verbrandingskamer is verontreinigd
– De afvoerleiding rookgassen is verstopt– De deur van de vuurhaard is niet gesloten
– De anti-ontploffingskleppen zijn geopend-geblokkeerd– De debietmeter is vervuild of defect
– Controleer of het rookgaskanaal en de verbrandingskamer schoon zijn, of de deur en de overdrukklep hermetisch sluiten.
– Herhaal daarna de inschakelingsprocedure
ALARM B – AUG TRIAC ERROR Doet zich voor als de reductiemotor continu in werking is – Ingevoerde parameters niet correct
– Het moederbord is defect
De resethandelingen moeten uitgevoerd worden door een servicecentrum.
WAITING COOL Doet zich voor als de kachel onmiddellijk na uitschakeling weer ingeschakeld wordt De kachel is nog te heet om een inschakelingsfase te starten Wacht tot de kachel volledig is afgekoeld en herhaal de inschakelingsprocedure
AIR FLOW METER FAILURE Doet zich voor als de debietmeter wordt losgekoppeld. De regeling detecteert de hoeveelheid verbrandingslucht niet maar de kachel wordt niet uitgeschakeld De verbindingskabel van de debietmeter is losgekoppeld De kachel blijft gewoon werken en de veiligheid wordt gegarandeerd door de overige voorzieningen. Wel wordt geadviseerd zo spoedig mogelijk contact op te nemen met een servicecentrum
SERVICE DUE Doet zich voor wanneer de kachel de 1800 bedrijfsuren na de vorige onderhoudsbeurt heeft overschreden De kachel heeft buitengewoon onderhoud nodig De kachel blijft gewoon werken. Wel wordt geadviseerd zo spoedig mogelijk contact op te nemen met een servicecentrum